Over mij

Categorieën

Doe het zelf wijk
Observeren, Voorpagina

Dromen mag nog, in naoorlogse stadswijken

Regelmatig loop ik door mijn geboortewijk Rotterdam Ommoord. Ongeveer dertig kilometer aan vrijwel identieke jaren ’60 rijtjeswoningen zijn hier in recordtempo gebouwd rondom een ring van acht verdiepingen hoge (en honderd meter brede) galerijflats. Ommoord lijkt daarmee op andere wijken uit de jaren zestig, zeventig en tachtig. Om tegemoet te komen aan de gigantische naoorlogse woningvraag werden in heel Nederland dezelfde bouwsystemen (van ERA, MUWI, Bakker en Pronto) eindeloos doorgekopieerd. Veel ontwerpers gruwelen van de eentonigheid en monofunctionaliteit van deze wijken, net zo min zijn ze te spreken over de ruimtelijke compositie van gebouw en buitenruimte die hier is ontstaan. Visuele variatie ontbreekt, de buitenruimte wordt niet begeleid door bebouwing, het straatbeeld is te open en de trottoirs zijn te leeg. Is er nog hoop? of bestaat de toekomst uit slopen en opnieuw beginnen?

Om bovenstaande vraag te beantwoorden moeten we eerst een andere vraag stellen. Bouwen we buurten voor het vervullen van de (esthetische) verlangens van haar criticasters en planners? Of bouwen we buurten om stedelingen een kans te geven op een betere toekomst?

Terug naar de wijk. Vijftig jaar wonen in dezelfde woning is in Rotterdam Ommoord geen uitzondering. Mensen wonen er graag en blijven dat ook lang doen. Als mensen al verhuizen dan is dat binnen de wijk. Van galerijflat naar rijtjeswoning en van rijtjeswoning naar galerijflat. Deze sterke lokale binding heeft er voor gezorgd dat de wijk geleidelijk is verworden tot ’rollator city’ (*1): dertig procent van de inwoners is vijfenzestig jaar of ouder. Het ’grijze imago’ van Ommoord is echter langzaam en op natuurlijke wijze aan het veranderen. Ook in een groen opgezette en rustige wijk hebben mensen immers niet het eeuwige leven. Er ontstaat geleidelijk een nieuwe, jongere doelgroep. Daarmee verjongt de wijk. Maar er is ook een fysieke verkleuring waar te nemen. Voor wie er oog voor heeft.

Bedrijf-aan-huis
Kapsalon aan huis in Rotterdam Ommoord

Bedrijf-aan-huis – In mijn nieuwsgierigheid naar de mechanismen achter de wijkverkleuring kwam ik in gesprek met de eigenaar van een nieuwe kapperszaak nabij metrostation Graskruid. In zijn vorige buurt Charlois (Rotterdam-Zuid) bleek het starten van een kapperszaak voor zijn dochter financieel onhaalbaar. Een winkel-/ bedrijfspand is in Charlois voor een starter niet meer te betalen. Ommoord bood uitkomst. Hier vormde een industrieel geproduceerde drive-in woning (uit 1971) de fysieke basis voor het najagen van zijn en haar droom. De combinatie van wonen en werken in één pand maakte de droom financieel behapbaar, de drive-in typologie maakte de omvorming van garage naar bedrijf mogelijk. Zo komen klanten niet binnen in het woongedeelte maar staan ze direct in de kapperszaak. Je zou het op basis van de buitenkant niet zeggen maar wie binnen een kijkje neemt zal beamen dat de kapperszaak weinig onder doet voor concurrenten die een halve kilometer verderop in winkelcentrum Alexandrium gevestigd zijn. En de ambities van de eigenaar zijn nog niet eens gestild. Hij droomt al van het vergroten van de zaak. De vijftien meter diepe tuin biedt alvast alle ruimte voor een toekomstige uitbouw.

Bovenstaande droom staat verre van op zichzelf. In dezelfde woonstraat vinden we een beautysalon (voor haarverzorging, styling, nagelverzorging en massages), een traiteur (die volgens haar website ‘verrassende eetbelevenissen’ verzorgt ‘met respect voor mens, dier en natuur’), nog een haarstudio, een pedicure, een naaiatelier en een kinderopvang (een ‘kleinschalig en knus alternatief voor grootschalige kinderdagverbijven’ – ingepast in de ruime tuin en op de bovenverdieping van een standaard rijtjeswoning). Kijken we voorbij de straat dan zien we dat het krioelt van de kleine bedrijfjes: van ‘Cakery’ voor taarten in Japanse stijl tot aan een hondentrimsalon (ingepast in de schuur achter het huis), van motorrijschool tot kunstatelier en van bouwbedrijf tot online kledingzaak. Voor het beeld: woonwijk Ommoord telt circa 3 bedrijven per hectare, op een gemiddeld bedrijventerrein ligt deze waarde tussen de 0,3 en 2.

Bedrijf-aan-huis
Beautysalon (voor haarverzorging, styling, nagelverzorging en massages) in Rotterdam Ommoord

Toch loop je veel van de bedrijfjes gemakkelijk voorbij zonder dat ze je opvallen. Ze zien er nagenoeg hetzelfde uit als alle andere woningen. Dit is geen toeval. Voor elke wijk in Nederland is door de betreffende gemeente een bestemmingsplan vastgesteld (*2). In dit bestemmingsplan staan regels voor hoe je een woning mag gebruiken. In Ommoord mag ten hoogste dertig procent van de woning gebruikt worden voor een bedrijf-aan-huis. Reclame-uitingen zijn slechts zeer beperkt toegestaan, een woning moet de uitstraling van een woonpand behouden (vaak is er daarom alleen een subtiel naambordje te zien). Om (geur-, geluid- en parkeer)overlast voor omwonenden te beperken mogen eigenlijk alleen kappersbedrijven, schoonheidsinstituten, ateliers en reparatiebedrijfjes (excl. auto’s en motorfietsen) gevestigd worden aan huis. En uitsluitend gerund door de bewoners, het aannemen van personeel is niet toegestaan.

Experimenteren in Almere Muziekwijk – De bouwregels van Ommoord komen grotendeels overeen met die van de meeste andere naoorlogse woonwijken in Nederland. Een opvallende uitzondering op de regel is Muziekwijk Almere. Hier is in de jaren tachtig geëxperimenteerd met het ruimer toestaan van bedrijvigheid. Vijftig procent van het vloeroppervlak mag in Muziekwijk gebruikt worden voor bedrijfsmatige activiteiten. Detailhandel mag worden uitgevoerd tot een maximum van vijfentwintig vierkante meter verkoopoppervlak. Horeca is verboden, tenzij het ten dienste staat van een bed & breakfast. Het bedrijf-aan-huis mag geen afbreuk doen aan het woonkarakter van de buurt en los van de bewoners is maximaal één extra fte in dienstverband toegestaan. De lijst met toegestane bedrijven is een stuk langer in Muziekwijk. Welkom zijn: meubelstoffeerderijen en timmerateliers, bedrijfjes voor vervaardiging van textiel en leer en kleine verwerkers van vleeswaren, conserven, ijs, cacao en chocolade. Brood- en banketbakkerijen zijn beperkt tot een volume van 7.500kg meel per week.

Bedrijf-aan-huis
Bedrijven-aan-huis in Almere Muziekwijk

Circa dertig jaar na oplevering vinden we een bonte verzameling bedrijven-aan-huis in Almere Muziekwijk (ongeveer 5 per hectare): van lijstenmakerij tot trimsalon en van scooterreparatie tot bed & breakfast. De grootste blikvanger vinden we echter één woonwijk verderop, in het net iets eerder gebouwde Almere Haven. In de schuur van een tweekapper wordt elke vrijdag en zaterdag vers brood gebakken. De bakkerij begon aanvankelijk klein, met leden van de buurtvereniging als afzetmarkt, in een geïmproviseerde werkruimte te midden van olie lekkende motoronderdelen. Na een jaar had de onderneming al vijftig vaste klanten en werd de bakker huisleverancier van de lokale kaasspeciaalzaak. De bakkerij is een stuk duurzamer dan veel van zijn concurrenten. Op het dak liggen zeventien zonnepanelen die de bakkerij van duurzame energie voorzien. En om overmatig autoverkeer bij de schuur te vermijden zijn uitsluitend bezoekers te voet of op de fiets welkom (*3).

Bakkerij Almere
Bakkerij in een woonwijk – foto’s afkomstig van Restaurantguru.com

Doe-het-zelf-wijk – Naoorlogse wijken zijn dus lang niet zo monofunctioneel als we vaak denken dat ze zijn. Inpandige restruimten, zolders, garages en schuren zijn lokale aanjagers voor de buurteconomie – net zoals ze dat zijn in traditionele stadswijken. Tussen al die bedrijven-aan-huis vinden we inmiddels ook steeds vaker klus- en aannemersbedrijven, goed te herkennen aan de vele bestelbusjes. De noodzaak voor aparte opslagruimte is voor dit soort bedrijven grotendeels weggevallen sinds toeleveranciers op locatie leveren. Het maakt een duur bedrijfspand overbodig en met de vele nieuwe dakopbouwen, dakkapellen, uitbouwen en zonnepalen lijkt er binnen de naoorlogse wijken voldoende klandizie. 

Doe het zelf wijk
Duurzame stadsontwikkeling zonder planners – Rotterdam Alexanderpolder

Naast uitbouwen en vergroten is er ook een trend richting verkleining. Een standaard rijtjeswoning met zes kamers, 125 m² woonoppervlak en een tien meter diepe tuin is voor sommige woningeigenaren te groot. Zij kiezen er inmiddels voor om een deel van de kamers te verhuren, met gedeeld gebruik van sanitair, keuken, huiskamer en tuin (de regels schrijven voor dat het gedeelte dat je verhuurt geen zelfstandige woonruimte mag zijn). Kadastrale splitsing tot volwaardige appartementen lijkt een kwestie van tijd, de vraag is of gemeentes het toelaten. De tijd is er in ieder geval rijp voor. Huishoudens worden gemiddeld steeds kleiner (huishoudensverdunning is voor 50% de veroorzaker van de huidige woningvraag – telde een gemiddeld huishouden in 1970 nog 3,2 personen, in 2050 is dit naar verwachting gedaald tot 2,0).

Reflectie – De ontwikkelingen in industrieel gebouwd, naoorlogs Nederland doen denken aan ontwikkelingen die we eerder hebben gezien. Denk bijvoorbeeld aan de middeleeuwse stad waar winkels, werkplaatsen en woonhuizen aanvankelijk nauwelijks van elkaar te onderscheiden waren omdat de regels een neutrale uitstraling voorschreven. Pas vanaf eind negentiende eeuw werd individuele expressie (denk aan uithangborden en reclames) toegestaan in winkelstraten. En laten we ook niet vergeten dat steden tot aan het begin van de twintigste eeuw nooit vanuit een statisch eindbeeld zijn ontworpen. Exemplarisch voor dit gegeven is dat panden in middeleeuws Amsterdam tussen de zestiende en negentiende eeuw, parallel aan de vraag naar nieuwe woningen, met een verdieping per eeuw zijn gegroeid. Tegelijkertijd ontstonden er nieuwe bedrijfsruimten in de ontelbare aan- en uitbouwen op de binnenterreinen, in pothuizen en kelders, in achterhuizen en op zolders.

Het brengt ons terug op de cruciale vraag. Bouwen we buurten voor het vervullen van de (esthetische) verlangens van haar criticasters en planners? Of bouwen we buurten om stedelingen een kans te geven op een betere toekomst?

Het is niet fair om wijken uit de jaren zestig, zeventig en tachtig af te rekenen op het feit dat ze qua diversiteit en uitstraling niet lijken op traditionele stadswijken. Zeker niet zo lang we regels in stand houden die ervoor zorgen dat ze niet ongepland kunnen uitgroeien tot volwaardige stadswijken. Ondanks alle regels zien we in deze wijken echter ook nu al onmiskenbaar een ontwikkeling richting nieuwe vormen van stedelijkheid. Deze ontwikkeling is niet het resultaat van top down ruimtelijke planning en er zit ook geen esthetisch ideaal achter. Wijken verkleuren en verduurzamen heel langzaam, als resultaat van de dromen en ambities van haar bewoners. En ook nog eens alleen op de plekken waar ruimte beschikbaar is voor het vervullen van deze dromen en ambities.

Om ruimte te scheppen voor de verdere ontplooiing van ambitieuze stedelingen is het nodig dat we ons eigen (esthetisch) ideaal aan de kant zetten, de regie los durven laten en dat we tegelijkertijd veel geduld hebben. Het zou de stadseconomie goed doen.

Literatuur: